Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5266

Datum uitspraak2007-09-11
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers607149-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

diefstal; bloedspoor; DNA-profiel


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer: 07.607149-07 Uitspraak: 11 september 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2007 en op 28 augustus 2007. De verdachte is verschenen, op 31 juli 2007 bijgestaan door mr. E.I.B. Hoffman en op 28 augustus 2007 door mr. P.J. Roelse, beiden advocaat te Amsterdam. De officier van justitie, mr. M.E. Vink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) De rechtbank verbetert in de tenlastelegging onder feit 9 een kennelijk schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat hij op 23 augustus 2005, ten tijde van het onder feit 5 ten laste gelegde, gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Lelystad (PIL) en om die reden niet op de plaats van het delict aanwezig kan zijn geweest. Uit een brief van M. Waterbeek, medewerker van de administratie van de PIL, alsmede uit een registratiekaart van het detentieverblijf van verdachte, blijkt echter dat verdachte op 9 juni 2005 ontslagen is uit de PIL en dat hij pas op 26 augustus 2005 weer in de PIL is vastgezet. Dit betekent dat de verdachte op 23 augustus 2005 niet gedetineerd was. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook. Gelet op de aangiften in het dossier, de door het NFI gevonden overeenkomsten tussen het DNA-profiel van de verdachte en de DNA-profielen van de sporen behorende bij feit 1 tot en met feit 9 en de daarbij door het NFI vermelde kans van minder dan één op de één miljard dat een willekeurig gekozen individu een DNA-profiel bezit dat overeenkomt met het DNA-profiel van de desbetreffende sporen en gelet op het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn bloed in alle negen zaken, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een veroordeling te komen. Het opgeworpen verweer van de raadslieden dat het wel erg toevallig is dat verdachte bij iedere inbraak een bloedspoor achterlaat snijdt geen hout, nu er slechts zaken ter beoordeling voor liggen die vanwége het daarbij aangetroffen bloedspoor dat overeenkomsten vertoont met het DNA-profiel van de verdachte, aan de verdachte -die in het verleden reeds vele malen voor soortgelijke delicten is veroordeeld- zijn gekoppeld. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1 Diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2, 3, 4, 6, 8, 9, telkens Diefstal, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 5, 7, telkens Diefstal , strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 16 april 2007 van de politierechter Zwolle is opgelegd. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 15 maanden noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 augustus 2007. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. M.C.P. de Ridder en G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2007.